‘Ik begrijp heel goed dat De Zijlen de hulp van verwanten inroept’, zegt Janke Oenema. ‘Zelf heb ik 35 jaar in de zorg gewerkt en ik weet hoe lastig het is als roosters niet rondkomen. Dat probleem wordt nu alleen maar erger. Om hierin verlichting te bieden, komt mijn broer Rintje de eerst week van de bouwvak bij ons logeren.
Rintje is 53 jaar en heeft een studio bij De Hooizolder. Hij heeft het Syndroom van Down en begint te dementeren. Janke: ‘We zorgen altijd al voor Rintje, hij hoort er gewoon bij. Mijn broers gaan regelmatig met hem fietsen en soms samen naar voetbal. Ook daar blijft hij soms een nachtje slapen. Bij ons komt hij eens in de twee maanden een paar nachtjes logeren. Tijdens de bijeenkomsten van Samen Optrekken werd duidelijk dat De Zijlen meer hulp van verwanten nodig heeft. Toen ben ik gaan bedenken wat we nog meer konden doen. Ik begreep van de begeleiding dat er in de bouwvak een probleem was met de roosters. Wij hebben een groepsaccommodatie en bij ons is het in die weken juist rustig. Daarom heb ik aangeboden dat Rintje in de eerste week bij ons kan komen.’
Janke Oenema:
'Het is belangrijk dat de begeleiding goed aangeeft wat ze nodig hebben van verwanten.'
Verlichting bieden
‘Wij zijn in de gelegenheid dat we deze verlichting kúnnen bieden’, realiseert Janke zich. ‘Rintje reageert enthousiast als hij hier mag komen. We zitten in de bossen bij Schoonloo en de omgeving is lekker rustig voor hem. Ook hebben we in die week tijd om leuke dingen te doen die hij aangeeft, zoals wandelen, een ijsje eten of een blokje om op de fiets. Niet elke verwant kan dit bieden, het kan te zwaar zijn. Maar mogelijk kan bijna iedereen iets doen. Het is ook een kwestie van meedenken. Als ik mijn broer ophaal, pakken we samen zijn tas in en als hij teruggaat zit alle kleding er schoon in. Dat scheelt weer voor de begeleiding, denk ik dan. In april was ik bij Rintje en stonden er nog wat kerstspullen. Daar komt de begeleiding gewoon niet aan toe, dus hebben we het samen even opgeruimd. Het zijn de kleine dingen die ik ook deed met mijn kinderen toen ze nog thuis woonden. Waarom zou ik dat niet doen voor mijn broer?’
Wat is er nodig?
Janke kan dingen bedenken die ze verder kan doen om te helpen: pannenkoeken bakken, schoonmaken, wandelen. ‘Maar de vraag is: wat heeft de groep nodig?’, zegt ze. ‘En vooral, wat kunnen cliënten aan? Dat is voor mij de kern: de hulp van verwanten moet behapbaar zijn voor cliënten. Ik kan wel met iemand gaan wandelen maar als diegene overprikkeld terugkomt, heeft de begeleiding er alleen meer werk van. Als er steeds wisselende gezichten op de groep zijn, kan dat onrustig zijn voor cliënten. Het is belangrijk dat de begeleiding goed aangeeft wat ze nodig hebben van verwanten. Het zou goed zijn als de vraag vanuit De Zijlen komt, dan kunnen wij kijken wat mogelijk is.’
Hulp vragen is niet altijd gemakkelijk
Henk Mannes, locatiehoofd van De Hooizolder 62: ‘Het aanbod van Janke is hartstikke helpend in de zomerperiode. Ik vind het heel fijn dat ze zo meedenkt. Janke heeft gelijk dat wij de hulpvraag moeten stellen en dat gaan we ook steeds meer doen. Voor de begeleiding is dat nog best lastig. Als begeleider wil je zo goed mogelijk zorgen voor cliënten. Je doet dat met alles wat je kan en hebt. Hulp vragen, kan voelen alsof je het niet goed genoeg doet. Daarnaast zijn begeleiders dienstbaar. Ik ben zelf begeleider geweest. Als er verwanten komen, ga je koffie voor ze zetten met een gebakje erbij. Je bent niet gewend dat verwanten komen helpen. We zitten nu in die verandering en voeren het gesprek erover met verwanten. Het is even wennen maar de hulpvraag gaat zeker vaker komen.’